Bodem van de wijngaard


De bodem en het klimaat zijn essentieel voor de uiteindelijke kwaliteit van de wijn. De druivenstok groeit op vrijwel iedere grondsoort. 

Een vruchtbare bodem levert hoge opbrengsten maar weinig kwaliteit, is daarom minder geschikt. Van een schrale bodem daarentegen, komen alle goede wijnen en de absolute toppers onder de wijnen. Onder schraal verstaan we in het algemeen, een steenachtige bodem, waarvan de bovenlaag goed kan worden losgewerkt en vocht doorlatend is. In grond waar andere gewassen zich niet thuis voelen, voelt de wijnstok zich in zijn element. De wijnstok moet lijden. Hoe dieper zijn wortels de grond ingaan, des te langer is de weg waarop sappen, die door de wortels vervoerd worden, smaakstoffen meenemen die de druif ten goede komen. Belangrijke functies van de bodem in de wijnbouw zijn: hij houdt de plant op zijn plaats, hij voorziet de plant van mineralen en water.

 

Over welke bodemsoorten hebben we het eigenlijk en wat zijn hun specifieke eigenschappen:

- een kiezelhoudende bodem zorgt voor lichte, frisse wijnen

- kalksteen geeft wijnen een hoog alcoholpercentage en een fijne geur

- wijnen van leemhoudende grond bevatten veel kleur, zijn zwaarder, omdat ze meer tannine bevatten

- leisteen houdt de overdag opgevangen warmte vast en geeft deze in de koele nachten af, wat zeer belangrijk is in de        noordelijke streken voor de rijping van de druiven

- graniet geeft warmte, volle wijnen

- grind is goed waterdoorlatend en zorgt er zo voor, dat de wortels net te nat worden en daardoor gezond blijven